Vanaf 1 juli 2016 is het civiel bestuursverbod opgenomen in artikel 106a-e van de Faillissementswet. Er is nog geen jurisprudentie met betrekking tot dit artikel bekend dus we moeten het doen met de wet en de toelichting daarop.
Doel van de Wet civielrechtelijk bestuursverbod is om faillissementsfraude en onregelmatigheden in of rondom een faillissement beter te kunnen bestrijden en te voorkomen dat frauduleuze bestuurders hun activiteiten via allerlei omwegen en met nieuwe rechtspersonen ongehinderd kunnen voortzetten. Het verbod kan zowel door het Openbaar Ministerie als door de curator van de failliete rechtspersoon worden verzocht, wanneer gedurende of in de drie jaren voorafgaand aan het faillissement van een rechtspersoon, kortgezegd:
- de bestuurder de failliet onderneming onbehoorlijk heeft bestuurd;
- de bestuurder zijn schuldeisers doelbewust heeft benadeeld en een rechter deze handelingen heeft vernietigd nadat een curator een beroep heeft gedaan op de Pauliana;
- de bestuurder niet meewerkt aan het verstrekken van informatie aan de curator of door zijn handelen de afwikkeling van het faillissement ernstig wordt verstoord;
- de bestuurder ten minste tweemaal eerder betrokken is geweest bij een faillissement van een rechtspersoon en hem daarvan een persoonlijk verwijt treft; of
- de bestuurder (of de betreffende rechtspersoon) een boete wegens een vergrijp als bedoeld in de artikelen 67d, 67e of 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is opgelegd (schending belastingplicht) en deze beschikking onherroepelijk is. Het gaat hierbij steeds om gevallen waarin door opzet of grove schuld van de bestuurder te weinig belasting is opgelegd.
Als een van bovenstaande gevallen zich voordoet kan de curator of het OM de rechtbank verzoeken een bestuursverbod op te leggen. Als de rechtbank het verzoek inwilligt, zal een verbod worden opgelegd van maximaal 5 jaar. Het verbod is openbaar, aangezien het is geregistreerd in de registers van de Kamer van Koophandel. De rechter kan wel bepalen dat de betreffende bestuurder de ruimte krijgt om bestuurder te worden of te blijven van bijvoorbeeld de eigen pensioen-BV of een schaakvereniging.
Geen bestuursverbod wordt uitgesproken jegens degene die bewijst dat het handelen niet aan hem te wijten is en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden.
De bepalingen zien op alle rechtspersonen (N.V./B.V./stichting/vereniging/coöperatie/onderlinge waarborgmaatschappij). Daarnaast zijn de gronden, met uitzondering van het onder i) genoemde onbehoorlijke bestuur, van overeenkomstige toepassing op de eenmanszaak, commanditaire vennootschap en vennootschap onder firma. Wel kan een bestuurder met een civiel bestuursverbod een eenmanszaak of een VOF opzetten.
De Wet civielrechtelijk bestuursverbod biedt de curator (en het OM) meer mogelijkheden om tegen een bestuurder een verbod te vorderen. Het verbod kan echter ook worden opgelegd aan een (op zich) bonafide bestuurder die bijvoorbeeld niet-opzettelijk nalatig is geweest in het (tijdig) publiceren van de jaarrekeningen of de administratie niet op orde heeft. Belangrijk dus om uw (wettelijke) verplichtingen als bestuurder voldoende te kennen en uw bedrijfsvoering daarop in te kleden. HAUT Legal en Tax brengt uw verplichtingen als bestuurder en de risico’s van eventuele aansprakelijkheid als bestuurder graag samen met u vooraf in kaart. Belt u ons op nummer 023-5310060 en vraag naar mr. Claus.