Wie via een civiele procedure een rechterlijk vonnis wil verkrijgen is vaak maanden, of zelfs jaren bezig. In spoedeisende gevallen is een snelle oplossing vereist. Denk bijvoorbeeld aan het voorkomen van een werknemersstaking of het laten uitzetten van een huurder vanwege huurachterstand. In zulke gevallen kan een kort geding uitkomst bieden.
Wat is een kort geding?
Een kort geding is een versnelde civiele procedure waarin de eiser een spoedeisend belang heeft om een voorlopig rechterlijk oordeel te verkrijgen. Zo’n oordeel wordt binnen een termijn van enkele dagen tot weken gegeven. Vanwege de vereiste spoed, gelden veel gebruikelijke procesregels in het kort geding niet.
Niet alle geschillen zijn geschikt
In het kort geding kan alleen een voorlopig oordeel van de rechter worden verkregen. Niet alle geschillen zijn dan ook geschikt om via een kort geding opgelost te worden. Er kan alleen een condemnatoir vonnis worden verkregen. In een condemnatoir vonnis wordt een partij veroordeeld om iets te doen of juist te laten. Een partij kan bijvoorbeeld worden veroordeeld om een factuur te betalen, of om niet langer een huis te betreden. Geschillen die zich niet lenen voor een kort geding zijn bijvoorbeeld het laten nietig verklaren of wijzigen van een overeenkomst. In zulke gevallen geeft de rechter namelijk een definitief oordeel en dat past niet bij het voorlopige karakter van het kort geding.
Hoe wordt een kort geding aangespannen?
Wanneer het geschil over een bedrag van minder dan 25.000 euro gaat, zal het kort geding bij de kantonrechter plaatsvinden. De betrokken partijen zijn dan niet verplicht om zich bij te laten staan door een advocaat. Dat mag natuurlijk wel. Wanneer het geschil dit bedrag te boven gaat, wordt deze aan de voorzieningenrechter van de gewone civiele rechtbank voorgelegd. In dat geval moet de eisende partij zich wél verplicht laten bijstaan door een advocaat. Gedaagde is hiertoe niet verplicht.
Het kort geding wordt ingeleid met een dagvaarding. De eisende partij verzoekt met een concept-dagvaarding bij de rechtbank om een zittingsdatum. Zodra deze vaststaat kan de eiser de gedaagde dagvaarden om op die vastgestelde dag voor de rechter te verschijnen.
De zitting
Op de zittingsdatum wordt het geschil mondeling door de voorzieningenrechter behandeld. Na de inleidende dagvaarding wisselen de partijen over het algemeen geen schriftelijke processtukken meer uit. De gedaagde partij mag haar standpunten mondeling op de zitting naar voren brengen. Dit kan voor de gedaagde een voordeel opleveren, nu deze al via de dagvaarding kennis heeft kunnen nemen van de standpunten van de eiser. De eiser hoort pas op de zitting de standpunten van de gedaagde en moet dan ter plekke reageren. Andersom geldt dat de eiser meer voorbereidingstijd heeft gehad dan de gedaagde, omdat de zitting meestal snel na de dagvaarding plaatsvindt.
Bij het vormen van een oordeel probeert de voorzieningenrechter een inschatting te maken van de kansen van partijen in een gewone bodemprocedure. Daarnaast maakt de voorzieningenrechter een belangenafweging. Hierbij wordt het spoedeisend belang van de eiser om snel een vonnis te verkrijgen afgewogen tegen het belang van de gedaagde om zich voldoende tegen de standpunten van eiser te kunnen verweren. Indien het geschil te complex is of het spoedeisend belang ontbreekt, kan de voorzieningenrechter de zaak doorverwijzen naar een bodemprocedure. In een bodemprocedure gelden de reguliere bewijsregels, waardoor die procedure meer ruimte biedt om complexe zaken uitgebreid te onderzoeken.
Het vonnis
Na de mondelinge behandeling stelt de voorzieningenrechter een datum vast waarop het vonnis verschijnt. De gemiddelde termijn hiervoor is twee weken. In sommige, zeer spoedeisende gevallen spreekt de rechter het vonnis direct uit. De uitkomst van het kort geding is een voorlopige voorziening. Dat betekent dat het vonnis een voorlopige oplossing is voor het probleem. Indien het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, kan het ook meteen worden uitgevoerd. Er hoeft dan niet te worden wanneer de wederpartij tegen het vonnis in hoger beroep gaat. Zo kan een werknemersstaking direct verboden worden en kan een huurbaas de huurder meteen uit huis plaatsen, zonder eerst een hoger beroep te moeten doorlopen.
Indien partijen het niet eens zijn met de uitkomst van het kort geding, kunnen zij een definitieve oplossing voor het geschil zoeken in een bodemprocedure. Daarnaast kunnen zij tegen het vonnis in hoger beroep gaan. De termijn voor het hoger beroep is slechts vier weken. In beide procedures zijn rechters niet gebonden aan het vonnis van de voorzieningenrechter. Er bestaat dan dus het risico dat het vonnis van de voorzieningenrechter wordt vernietigd.
Wil je meer weten over dit onderwerp of over andere onderwerpen met betrekking tot procederen? Stuur mij dan een e-mail via jilles@hautlegal.nl of bel naar 030 – 271 88 44. Ik denk graag met je mee!