Indien een schuldenaar zijn of haar rekeningen onbetaald laat, bestaat het risico dat de schuldeiser zijn/haar vordering uit handen geeft. Als gevolg hiervan zal de schuldenaar ook voor de buitengerechtelijke kosten en de rente worden aangesproken. Op het moment dat de schuldenaar een bedrag betaalt (veelal aan de deurwaarder of op de derdenrekening van een advocaat) kan onduidelijkheid bestaan of de betaling als eerste op de hoofdsom, de rente of de buitengerechtelijke kosten ziet.
Artikel 6:44 BW geeft regels voor toerekening van betaling van een geldsom aan de verschillende componenten waaruit het verschuldigde bedrag is opgebouwd. Het artikel bepaalt dat de betaling eerst in mindering wordt gebracht op “de kosten”, dan op de verschenen rente en vervolgens op de hoofdsom en de lopende rente. Daarmee lijkt het antwoord op bovenstaande vraag gegeven te zijn. Echter in de lagere rechtspraak werd nog wel eens geoordeeld dat buitengerechtelijke incassokosten geen kosten zijn in de zin van artikel 6:44 BW.
De prejudiciële vraag is daarom voorgelegd aan de Hoge Raad of onder het begrip “kosten” tevens de buitengerechtelijke incassokosten worden begrepen. De Hoge Raad geeft duidelijkheid en oordeelt dat het begrip “kosten” ruim geïnterpreteerd moet worden en verwoordt dat als volgt:
“3.4.6 In het licht van het voorgaande moet worden aangenomen dat art. 6:44 BW de strekking heeft om de schuldeiser tegen schade te beschermen. Daarmee strookt dat buitengerechtelijke incassokosten vallen onder het begrip “kosten” in art. 6:44 BW. Aldus heeft de schuldeiser aanspraak op de rente over het openstaande gedeelte van de hoofdsom totdat dit gedeelte volledig is voldaan. Aan dit belang van de schuldeiser komt meer gewicht toe dan aan het belang van de niet tijdig betalende schuldenaar.”
Een schuldeiser mag de gedane betalingen dus inderdaad eerst afboeken op de verschuldigde buitengerechtelijke incassokosten.
In dezelfde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad is de vraag beantwoord of een rechter ambtshalve bevoegd is om tot matiging van bedongen buitengerechtelijke incassokosten in rechtsverhoudingen tussen professionele partijen over te gaan. De Hoge Raad beslist dat een rechter het bedrag mag matigen tot het bedrag van een “redelijke schadeloosstelling”. Daarbij moet een rechter zijn beslissing tot matiging motiveren, maar aan deze motiveringsplicht worden geen zware eisen gesteld. Overigens geldt dat hogere kosten veelal wel voor vergoeding in aanmerking komen indien de schuldeiser stelt en onderbouwt dat het redelijk was om deze kosten te maken.
In de praktijk komt het regelmatig voor dat een schuldenaar direct na ontvangst van de sommatiebrief van de deurwaarder of de advocaat snel de hoofdsom betaalt om zodoende voor zijn gevoel niet de rente en de buitengerechtelijke kosten te hoeven betalen. Gezien de duidelijkheid welke de Hoge Raad nu heeft gegeven, komt de schuldenaar hier niet mee weg. Ondanks betaling van de gehele hoofdsom zal door toerekening van het bedrag op grond van bovenstaande uitspraak, een deel van de hoofdsom nog openstaan en is over dit bedrag ook rente verschuldigd. Indien uw debiteuren wanbetalers zijn, aarzel dan niet de vorderingen uit handen te geven. De kosten voor deze rechtsbijstand worden immers als eerste gedekt.
Heeft u vragen over bovenstaande of heeft u vordering waarvan u de incasso uit handen wilt geven? Neem dan vrijblijvend Contact op.