Verjaring en stuiting van de verjaring.
De basisregel voor de verjaring staat in artikel 3:306 BW. Daarin staat dat indien de wet niet anders bepaalt, een rechtsvordering door verloop van twintig jaren verjaart. Daarop zijn allerlei wettelijke uitzonderingen van toepassing. Zo staat in artikel 3:307 BW dat een vordering tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst verjaart na 5 jaren na aanvang van de dag volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden. Dit betreft ook de rechtsvorderingen tot betaling van (lijf)rente, dividenden, huur of pacht. Een andere uitzondering is de nakoming met betrekking tot een consumentenkoop. Deze verjaart na verloop van 2 jaren.
Het is van belang om verjaring van uw rechtsvordering te voorkomen. Dat kan door de verjaring te stuiten. Dat kan door het uitbrengen van een dagvaarding, een schriftelijke aanmaning of een erkenning door de schuldenaar.
Als de stuiting niet tijdig/niet correct plaatsvindt dan wordt veelal geprobeerd om met een omweg tot een geldige/correcte stuiting te voorkomen. De Hoge Raad heeft in het verleden echter al veel onduidelijkheden weggenomen, zodat vrij helder is wanneer een procedure slagingskans heeft. Zo heeft de Hoge Raad in het verleden al geoordeeld dat het bij een schriftelijke mededeling moet gaan om een voldoende duidelijke waarschuwing aan de schuldenaar dat hij ook na het verstrijken van de verjaringstermijn er rekening mee moet houden dat hij de beschikking houdt over zijn gegevens en bewijsmateriaal, opdat hij zich tegen een dan mogelijkerwijs alsnog door de schuldeiser ingestelde vordering behoorlijk kan verweren. Vereist is dat de wederpartij had behoren te begrijpen dat de schuldeiser ondubbelzinnig zijn recht voorbehoudt. Reeds in 1997 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de verzending van een ‘gespreksnotitie’ onvoldoende was om de verjaring te stuiten. Echter, aan de mededeling wordt niet de eis gesteld dat deze de vordering nauwkeurig omschrijft. Wel is voor een voldoende duidelijke waarschuwing noodzakelijk dat voor de schuldenaar kenbaar is welke vordering wordt bedoeld. Met andere woorden de vordering moet zodanig zijn omschreven dat de schuldenaar daaruit kan begrijpen welk recht op nakoming wordt voorbehouden en waartegen deze schuldenaar zich eventueel heeft te verweren.
In een recent arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld (lees: nogmaals bevestigd) dat niet alleen moet worden gelet op de formulering van de stuiting van de verjaring, maar ook op de context waarin de mededeling van de stuiting wordt gedaan en op de overige omstandigheden van het geval. Bij deze beoordeling kan onder omstandigheden mede betekenis toekomen aan de verdere correspondentie tussen partijen.
Conclusie
Een stuiting van de verjaring kan ook rechtsgeldig plaatsvinden door het verrichten van bepaalde handelingen welke als stuitingshandelingen moeten worden aangemerkt. Alle omstandigheden van het geval dienen bij deze beoordeling te worden meegewogen. Het is dus zeker niet een zwart/wit beoordeling.
Neem contact op met de specialisten van HAUT Legal en Tax voor een specifieke beoordeling van uw casus.