De corona-crisis hakt er bij veel ondernemingen hard in. De overheid heeft sinds maart 2020 een aantal maatregelen genomen om ondernemingen tegemoet te komen. De verwachting is dat toch veel bedrijven ook de komende periode te maken zullen krijgen met liquiditeitsproblemen. Faillissementsrechters zijn op het moment terughoudend bij het uitspreken van faillissementen wanneer sprake is van een ‘corona-faillissement’. De overheid heeft nu een wetsvoorstel gepubliceerd dat rechters een wettelijk kader moet geven bij deze terughoudende opstelling bij het uitspreken van faillissementen.
Kern van de regeling
Het voorstel voorziet hoofdzakelijk in een regeling bij een door een schuldeiser aangevraagd faillissement. Het voorstel maakt het mogelijk om de behandeling van een faillissementsverzoek voor steeds twee maanden, met een maximum van zes maanden uit te stellen wanneer de betalingsonmacht het gevolg is van de corona-crisis. Op die manier krijgen gezonde ondernemingen die door de corona maatregelen in financiële problemen zijn gekomen de ruimte om hun liquiditeitspositie op orde te krijgen. Ook kan verzocht worden beslagen op te heffen en executiehandelingen te schorten. Dit alles geldt alleen voor de schuld aan de schuldenaar die het faillissement heeft aangevraagd. Voor deze schuld(en) verkrijgt de onderneming feitelijk uitstel van betaling. Schulden aan deze schuldenaar die ontstaan tijdens de periode van aanhouding (denk bijvoorbeeld aan nieuwe vervallen huurtermijnen) en schulden aan andere schuldeisers zullen dus gewoon moeten worden voldaan.
Voorwaarden voor het verzoek
Een verzoek tot aanhouding moet aan een aantal voorwaarden voldoen:
- de onderneming die het verzoek indient, kan tijdelijk niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoen door een gebrek aan liquide middelen als gevolg van de invoering van de beperkende overheidsmaatregelen;
- vóór de invoering van de beperkende overheidsmaatregelen waren er voldoende inkomsten om de opeisbare schulden te voldoen;
- er is sprake van het vooruitzicht dat schuldeisers na de termijn van aanhouding betaald kunnen worden;
- de schuldeiser die het faillissementsverzoek heeft ingediend, wordt met de aanhouding niet wezenlijk en onredelijk in zijn of haar belangen geschaad.
Belangenafweging
De rechtbank maakt bij de toetsing van het verzoek een afweging tussen de belangen van de schuldeiser en de belangen van de onderneming waarvan het faillissement is aangevraagd. De schuldeiser kan immers zelf ook in liquiditeitsproblemen komen wanneer uitstel van betaling voor zijn vordering wordt verleend. Als het aanhoudingsverzoek wordt toegewezen, kan de schuldeiser die het faillissement heeft aangevraagd geen betaling afdwingen. Daarnaast kan de schuldeiser in die periode geen beroep doen op opschorting van haar eigen verplichtingen, ontbinding of beëindiging van de overeenkomst, hetgeen een zorgvuldige belangenafweging door de rechter rechtvaardigt.
Pas op voor selectieve betalingen
Van belang is dat bij de onderneming die het uitstel aanvraagt vrijwel altijd sprake zal zijn van financiële problemen. Geadviseerd wordt dan ook steeds te handelen met inachtneming van de belangen van alle schuldeisers. Let daarom op dat bijvoorbeeld geen sprake is van selectieve betaling(en). Deze kunnen namelijk worden vernietigd door een curator of zelfs tot bestuurdersaansprakelijkheid leiden. Zie daarover mijn eerdere blog.
De verwachting is dat het wetsvoorstel snel zal worden aangenomen. De tijdelijke regeling loopt dan in ieder geval tot 1 oktober 2020.