Per 1 januari 2012 is de vakantiewetgeving veranderd. Wat is er nou eigenlijk veranderd?
De belangrijkste wijzigingen zijn dat voor de wettelijke vakantiedagen een (korte) vervaltermijn gaat gelden en dat voor de opbouw van (wettelijke) vakantiedagen geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen zieke en niet-zieke werknemers.
Vervaltermijn
In de wetgeving tot 1 januari 2012 was het zo dat vakantiedagen na vijf kalenderjaren verjaarden. Omdat het een verjaringstermijn is, kan deze termijn door de werknemer worden verlengd doormiddel van een eenvoudig briefje aan de werkgever. Het doel van deze lange termijn was het mogelijk maken van verlofsparen. Door de verschillende zorg verloven die nadien zijn ingevoerd, wordt verlofsparen nu echter minder noodzakelijk gevonden.
Vanaf 1 januari geldt voor de wettelijke vakantiedagen ( op dit moment zijn dat er 20 per jaarbij een werkweek van 40 uur) een vervaltermijn. Deze dagen moeten binnen zes maanden na het jaar waarin ze zijn opgebouwd worden opgenomen. Doet de werknemer dit niet, dan komen ze te vervallen. Deze regeling geldt alleen voor de wettelijke vakantiedagen die na 1 januari 2012 zijn opgebouwd en kent enkele uitzonderingen, bijvoorbeeld wanneer een werknemer buiten eigen schuld – denk aan extreme werkdrukte – niet in staat is de verlofdagen op te nemen. De werknemer moet dit wel zelf aannemelijk maken.
Voor de wettelijke vakantiedagen die voor 1 januari 2012 zijn opgebouwd en de bovenwettelijke vakantiedagen geldt geen vervaltermijn van zes maanden en deze dagen blijven dus een verjaringstermijn houden van 5 jaar. Vanaf dit jaar moeten dus steeds eerst de wettelijke vakantiedagen genoten worden die vanaf 1 januari zijn opgebouwd. Dit om te voorkomen dat er eerst vakantiedagen worden opgemaakt welke een langere verjaringstermijn hebben waardoor de nieuwe vakantiedagen al na korte tijd zouden komen te vervallen.
Opbouw vakantiedagen tijdens ziekte
De situatie was voor 1 januari 2012 zo dat wanneer een werknemer langer dan zes maanden volledig ziek was, alleen vakantiedagen werden opgebouwd over de laatste zes maanden van ziekte.
Uitgangspunt was dat tijdens ziekte geen vakantiedagen worden genoten. Werknemers die langer dan twee jaar ziek waren, bouwden bij ziekte dus over slechts zes maanden vakantiedagen op.
Werknemers die gedeeltelijk ziek waren bouwden slechts vakantie op over het gedeelte dat ze arbeidsgeschikt waren.
Onder de nieuwe wetgeving zijn deze beperkingen in de opbouw van vakantiedagen bij ziekte van de baan. De zieke werknemer bouwt vakantiedagen op zoals iedere andere, niet zieke, werknemer. De werknemer die twee jaar ziek is bouwt dus over deze hele periode vakantiedagen op. Werknemers die gedeeltelijk ziek zijn bouwen onder de nieuwe wetgeving ook over de hele ziekteperiode volledig vakantiedagen op en dus niet langer enkel over het gedeelte dat zij arbeidsgeschikt zijn.
Volledige opbouw houdt echter ook in dat tijdens vakantie, het volledig aantal arbeidsuren opgenomen moet worden. Dus ook niet langer enkel de arbeidsgeschikte uren.
Kortom: Een ingrijpende wijziging die aanzienlijke aanpassingen in de vakantie administratie van werkgevers zal vergen.