Na de echtscheiding of verbreking van de relatie dient u als ouder kinderalimentatie te betalen aan de ouder waar de kinderen hun hoofdverblijf hebben. Indien u echter ook een deel van de tijd voor de kinderen zorgt, heeft u recht op een korting op de kinderalimentatie. U heeft dan immers al een deel van de kosten voor de kinderen door de zorg die u voor hen hebt. Deze korting wordt de zorgkorting genoemd. In dit artikel wordt besproken welke rol de zorgkorting speelt bij het berekenen van de kinderalimentatie.
Wat is zorgkorting?
Bij het vaststellen van de kinderalimentatie wordt allereerst de behoefte (de kosten) van de kinderen berekend. Vervolgens wordt aan de hand van de inkomensgegeven berekend in welke verhouding de ouders moeten bijdragen in deze kosten. Over het algemeen zullen de kinderen bij een van de ouders hun hoofdverblijf hebben en is er een omgangsregeling met de andere ouder (ook wel zorgregeling genoemd). De ouder waar de kinderen niet wonen is onderhoudsplichtig en dient kinderalimentatie te betalen. De kosten van de zorgregeling en daarmee de hoogte van de kinderalimentatie worden bepaald aan de hand van de behoefte van de kinderen en het gemiddeld aantal dagen per week dat het kind doorbrengt bij, of voor rekening komt van, de ouder waar het kind niet zijn hoofdverblijf heeft. Vakanties worden meegenomen bij dit gemiddeld aantal dagen. De ouder die kinderalimentatie betaalt, komt in aanmerking voor zorgkorting van 5 tot maximaal 35 procent.
Hoe wordt de hoogte van de zorgkorting bepaald?
De hoogte van de zorgkorting wordt bepaald aan de hand van de behoefte van de kinderen en de omgangsregeling. Hoe meer dagen de kinderen bij de ouder zijn die kinderalimentatie betaalt, hoe hoger de zorgkorting. Immers, gedurende de dagen dat de kinderen bij de ouder zijn die kinderalimentatie betaalt, voldoet deze ouder al kosten die gemaakt worden voor de kinderen. Of andersom: de feitelijke zorgverdeling leidt ertoe dat de verzorgende ouder, bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, voor de periode dat het kind bij de andere ouder verblijft niet in de behoefte van het kind hoeft te voorzien, omdat de andere ouder daarin (in natura) voorziet in de periode dat het kind bij de andere ouder verblijft. Om die reden dalen de kosten die de verzorgende ouder ten behoeve van het kind heeft.
Hierbij geldt als uitgangspunt dat de ouder waar het kind hoofdverblijf heeft de ‘vaste kosten’ van het kind voldoet, zoals schoolgeld, contributies, kosten voor sport, etc.
Percentages
Als vuistregel worden de zorgkosten uitgedrukt in een percentage van de behoefte, hetgeen de zorgkorting oplevert. Hierbij worden de volgende kortingspercentages gehanteerd:
- 5% bij gedeelde zorg waarbij de betalende ouder gedurende minder dan 1 dag per week zorg voor het kind/de kinderen heeft;
- 15% bij gedeelde zorg waarbij de betalende ouder op gemiddeld 1 dag per week zorg voor het kind/de kinderen heeft;
- 25% bij gedeelde zorg waarbij de betalende ouder gemiddeld 2 dagen per week voor het kind/de kinderen zorgt;
- 35% bij gedeelde zorg waarbij de betalende ouder gemiddeld 3 dagen per week voor het kind/de kinderen zorgt.
Van bovengenoemde percentages kan in onderling overleg worden afgeweken.
De zorgkorting wordt berekend als kortingspercentage op de behoefte van het kind. Vervolgens wordt de berekende zorgkorting in mindering gebracht op de te betalen bijdrage van de niet-verzorgende ouder. Dit wordt hieronder toegelicht met een voorbeeld.
Invloed zorgkorting op hoogte kinderalimentatie – voorbeelden
Voorbeeld 1
Behoefte van het kind: € 300
Zorgkorting: 15% = € 45
De niet-verzorgende ouder dient in de onderlinge verhouding € 250 bij te dragen in de behoefte. In dat geval wordt het te betalen bedrag aan alimentatie vastgesteld op € 250 -/- € 45 = € 205.
Uitzondering
Er geldt een uitzondering op de regel dat de zorgkorting de bijdrage vermindert, namelijk als de gezamenlijke draagkracht van de onderhoudsplichtigen onvoldoende is om in de behoefte van het kind te voorzien. Als een tekort aan draagkracht bestaat, vermindert het tekort de zorgkorting. Na toepassing van de zorgkorting wordt het tekort gelijkelijk verdeeld over de onderhoudsplichtigen.
Voorbeeld 2
Behoefte van het kind: € 420 per maand
Zorgkorting: 15% = € 63
Draagkracht ouder 1: € 260
Draagkracht ouder 2: € 120
Gezamenlijke draagkracht: € 380
De gezamenlijke draagkracht is € 40 minder dan de behoefte van € 420. Gelijke toerekening van het tekort aan beide ouders leidt tot toerekening van de helft van het tekort, € 20, aan ouder 1. Dit vermindert de zorgkorting van ouder 1 als volgt: € 63 -/- € 20 = € 43. De bijdrage van ouder 1 kan nu als volgt worden berekend: € 260 -/- € 43 = € 217. Ouder 1 kan dus maar gedeeltelijk gebruik maken van zijn zorgkorting.
Als het tekort aan gezamenlijke draagkracht van beide ouders om in de behoefte van het kind te voorzien groter is, bijvoorbeeld twee keer zo groot als de zorgkorting waar ouder 1 recht op heeft, dan dient ouder 1 tot het volledige bedrag van zijn draagkracht bij te dragen. Omdat ouder 2 nu een bijdrage krijgt die lager is dan de behoefte en ouder 1 de zorgkosten niet kan verdisconteren, wordt het tekort om in de behoefte te voorzien over de ouders verdeeld.
Advies
Haut Legal & Tax is gespecialiseerd in de financiële en fiscale aspecten van de echtscheiding. Met name bij echtscheidingen waarbij een onderneming is betrokken is het van belang dat uw advocaat cijfermatige en fiscale kennis heeft. Deze kennis is ook van belang bij het opstellen van alimentatieberekeningen en het analyseren van de jaarrekening van de onderneming.