Derden worden als hoofdregel, ondanks goede trouw, niet beschermd tegen onbekendheid met een faillissement. Ten aanzien van betaling van een geldbedrag aan de failliet is beslissend of het faillissement al openbaar is gemaakt. Hiermee wordt bedoeld de bekendmaking van het faillissement in het Centraal Insolventieregister (zie https://insolventies.rechtspraak.nl). Het is aan de curator om te bewijzen dat de derde bekend was met het faillissement. Daarbij is het arrest Huijzer q.q./Rabobank nog steeds leidend. In dat arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat wanneer een betalingsopdracht vóór de dag van faillietverklaring aan de bank is verstrekt, de bank zich kan beroepen op art. 52 lid 1 Faillissementswet mits aan de overige voorwaarden van dit artikel ook is voldaan. Gevolg daarvan is dat de bank bescherming toekomt op het moment dat een betalingsopdracht aan een failliet wordt verricht vóór datum faillissement maar niet wanneer deze betalingsopdracht wordt gegeven na datum faillissement.
Een ander (veel)voorkomend geval in faillissement is de situatie dat u betaalt aan een failliete vennootschap terwijl u eigenlijk had moeten betalen aan de partij die de failliete vennootschap heeft doorgestart/overgenomen. U betaalt dus eigenlijk onterecht aan de failliet waarbij de doorstartende partij zich op het standpunt zal stellen dat u ook nog aan haar moet betalen. De prangende vraag voor u zal zijn of u het bedrag dat u betaald heeft aan de failliet direct terugontvangt van de curator.
Het antwoord is in beginsel “nee”. Een onverschuldigde betaling die is ontvangen na datum faillissement leidt tot een concurrente boedelvordering. Kort gezegd brengt dat met zich dat deze vordering pas wordt uitbetaald als hoger gerangschikte boedelschuldeisers, zoals het salaris van de curator en de boedelvordering van bijvoorbeeld het UWV, zijn voldaan.
Er is echter 1 uitzondering waarop u een beroep zou kunnen doen. Als namelijk sprake is van een “onmiskenbare vergissing” dan is de curator verplicht om mee te werken aan het ongedaan maken van die vergissing en moet hij het bedrag buiten de boedel om direct aan u terugbetalen. Van een onmiskenbare vergissing is sprake als er geen rechtsverhouding tussen de betaler en de ontvanger is of is geweest, die voor zowel beide partijen als de curator aanleiding zou kunnen zijn geweest om te veronderstellen dat er wel een rechtsgrond aanwezig was voor de betaling. Om dit te kunnen vaststellen is (slechts) summier onderzoek geoorloofd. Bekend voorbeeld is de situatie dat uit de administratie van de failliet eenvoudig is op te maken dat het door u betaalde bedrag reeds eerder door de failliet is ontvangen. Niet ondenkbaar is dat er discussie ontstaat over het aanwezig zijn van een rechtsverhouding en/of een rechtsgrond.
Omdat de beantwoording van die vraag juridisch complex kan zijn, adviseren wij u tijdig informatie in te winnen. Wij beoordelen graag voor u of de curator de heersende leer op de juiste wijze toepast. Bel 023-5310060 voor het maken van een afspraak of mail naar info@hautlegal.nl voor meer info.